Maandag 22 augustus, ’s morgens — een Frans
vissersvaartuig uit Boulogne, de B 2508 Indépendant
wil zijn vangst te Oostende verkopen. Die verkoop zou gebeuren via bemiddeling
van de plaatselijke agent Dossaer, De vangst bestaat uit 130 vaten zoute vis. De extra aanvoer
van dat schip laat de prijzen kelderen. Er worden die dag nog drie Oostendse
sloepen met zoute vis in de vismijn verwacht. Nog een ander Oostends vaartuig heeft op dat moment zijn
waar al gelost. Wanneer de verkoop begint daalt de prijs van de zoute vis spectaculair
tot een onaanvaardbare 10 frank per vat.
De vissers willen de verkoop beletten en dreigen ermee rel te schoppen.
De sfeer wordt grimmig. De
Oostendse hoofdcommissaris Tilkens schorst de verkoop en laat de vismijn
sluiten.
Maandag 22 augustus, ’s middags — twee Engelse
smacks lopen de Oostendse haven binnen om er ’s anderendaags hun vangst te
verkopen. Het betreft de zeilvissloepen Express
uit Ramsgate en GY 9 Violet uit
Grimsby. Om 16 uur loopt ook het
Britse stoomvissersvaartuig Lamberton,
met thuishaven Berwick (bij Edingburg), de haven binnen. Aan boord heeft het 600 bennen vis,
waarvan een derde uit fijne soorten (tong en tarbot) bestaat. Ook deze verkoop
zou via de Oostendse agent Dossaer gebeuren.
De grote aanvoer van fijne vis dreigt ook de prijs van deze soorten
ineen te laten storten, temeer daar er nog andere Britse stoomsloepen in de
haven verwacht worden.
Maandag 22 augustus, ’s avonds — De Oostendse
vissers hebben na de sluiting van de vismijn in een herberg verzamelen
geblazen. Ze besluiten tot actie over te gaan en ’s anderendaags te beletten
dat er vis gelost wordt.
Dinsdag 23 augustus — in de vroege morgen
wordt er aanstalten gemaakt om de vangst van de Lamberton te lossen. Tegelijk komt een groep Oostendse vissers
opdagen die de werkzaamheden willen beletten. De politieagent van dienst
verwittigt zijn commissaris (Malfaison) die zich naar de vismijn spoedt om te
vissers tot kalmte aan te manen. Maar die krijgen hulp van toesnellende collega’s
en de commissaris moet om versterking vragen. Rond 8,30 uur zijn er al vijftien politieagenten ter
plaatse, versterkt met drie gendarmen van de Oostendse Rijkswachtbrigade. Van
François, de chef van die drie, is bekend dat hij geen woord Nederlands
kent. De brigadecommandant heeft
inmiddels een bode naar Brugge, Blankenberge en Oudenburg gestuurd om daar om
versterking te vragen.
Op politiebevel wordt het lossen van de Lamberton gestaakt, maar een eind verder is men wel bezig de lading
van de Express aan de wal te zetten. De
Oostendenaars werpen de manden weer op het schip. De politiemacht verplaatst zich richting Express, laat de Lamberton onbewaakt achter, waarvan de actievoerders gebruik maken
om dat schip te bestormen. De bemanning vlucht in het vooronder en de stuurman
kwetst zich aan de arm. De politie
grijpt in en houdt een actievoerder aan. Hij wordt afgevoerd richting
politiebureau. Daarmee is de kous niet af, want de vissers zetten een nieuwe
aanval op de Britse schepen in. Er wordt nog iemand aangehouden, maar de twee
worden door hun makkers weer bevrijd.
Intussen is er toch vis van de Lamberton
gelost. Onder bescherming van
politie en Rijkswacht wordt een eerste kar naar de vismijn gebracht. De
politiecommissaris vraagt de vismijndirecteur om de vis te verkopen. Deze weigert. De vissers dringen de vismijn binnen en moeten van de kar
weggehouden worden met uithalen van bajonetten en sabels. Er komt intussen een
tweede kar vis van de Lamberton de
vismijn binnengereden. Er volgen schermutselingen, aanhoudingen en
bevrijdingen. Vissers trekken, twee vlaggen voorop, betogend rond de vismijn.
Dinsdag 23 augustus 10 uur — Een derde kar vis wordt aangevoerd en
voor het bureau van handelaar Dossaer geplaatst. Hij provoceert de betogers: ‘Er is nu veel vreemde vis, er zal er nog meer komen. Zo zal ik jullie
allemaal de keel afsnijden.’
De menigte ontsteekt in woede. De politie wordt met vismanden, stenen en
zelfs kruiwagens bekogeld. De
politiemacht wordt overrompeld en moet zich in het straatje rond de vismijn
terugtrekken. Dossaer van zijn kant vlucht naar de zolder van zijn pakhuis.
Niet alleen vissers zijn bij de actie betrokken, ook ‘peerders’
(onderhoudsmannen van de schepen) en andere arbeiders zijn van de partij. Bovendien
bemoeien de vrouwen er zich mee. In de woelingen wordt een hoogzwangere vrouw
opgemerkt die een voorschoot vol stenen aanvoert om er de politie mee te
bekogelen (haar kind wordt een maand later, op 29 september, geboren.)
Aan de ingangspoort worden twee vissers door de dienders op een
kruiwagen gedrongen. Een ervan grijpt in zijn val naar het geweer van
Rijkswachtchef François. Deze voelt zich bedreigd, schiet eerst in de lucht en
dan tweemaal in de menigte. Een visser bemachtigt het geweer en plooit de
bajonet op zijn knie. Een andere rijkswachter krijgt een staaf tegen het hoofd
en schiet daarop drie keer in het volk.
De gevolgen zijn ernaar. Een visser is ernstig gekwetst door een
sabelslag op het hoofd. Een andere
visser is door een kogel in de borst getroffen. (Hij overlijdt op 31 augustus.)
Een jonge, zeventienjarige visser krijgt een bajonetsteek in de buik. De vissers voeren hun gewonden naar de
omliggende herbergen om daar verzorgd te worden. De gendarmen krijgen verwensingen naar het hoofd geslingerd:
‘Moordenaars, ge hebt uw eigen bloed
vermoord.’ Een visser bedreigt
de politieagenten met een mes: ‘Wie dat
gedaan heeft steek ik omver.’
Anderen roepen: ‘Als ik je in
burger tegenkom vlieg je de bassin in!’ De Oostendenaars halen hun mooiste scheldwoorden uit de kast:
‘Wij zullen u wel vinden, gij zult een
stamp onder uw kloten krijgen en kreveren van de honger.’ ‘Kom een keer hier en
ik trek uw moestach uit uw smoel.’ Een vissersvrouw keert zich met haar rug
naar de politie, trekt haar rok omhoog, toont haar bloot gat en roept: ‘Als ge wilt schieten, hier is uw cible,
schiet maar in mijn ollegat.’
Dinsdag 23 augustus 10,45 uur — De chef
van de Rijkswachtbrigade stuurt een telegram naar de Procureur des Konings die
de Brugge resideert: ‘Une émeute vient d’
éclater au bassin et à la minque d’Ostende. La gendarmerie et la police sont
sur les lieux.’ (‘Er is een rel losgebarsten in het dok en de mijn van
Oostende. De Rijkswacht en de politie zijn ter plaatse.’)
Dinsdag 23 augustus 11,11 uur — Hoofdcommissaris
Tilkens stuurt een telegram: ‘Atteinte
grave à la liberté vente poisson et rébellion police. Ai convoqué gendarmerie
et garde civique.’ (‘Ernstige schending van de vrijheid van verkoop van vis en
rebellie tegen de politie. Ik heb de gendarmerie en de burgerwacht opgeroepen.’)
Dossaer dringt erop aan de door de Britten aangevoerd vis toch te
verkopen, maar politiecommissaris Tilkens laat de vismijn ontruimen.
Dinsdag 23 augustus,13 uur — De burgerwacht
verschijnt, opgeroepen door de Oostendse burgemeester Janssens.
Dinsdag 23 augustus,in de middag —Uit Brugge, Blankenberge
en Oudenburg is een peloton van dertig rijkswachters toegekomen.
De Lamberton is om veiligheidsredenen
verlegd naar de St.-Ceciliabrug (thans Kapellebrug), nabij het politiebureau op
de wijk Hazegras. De burgerwacht
bewaakt met 200 man het schip.
Iemand benadert de schipper en stelt arbeiders, manden en karren ter
beschikking om het schip toch nog te lossen. De massa laat het niet gebeuren, overrompelt de burgerwacht
en er worden stenen en koolbriketten naar het schip gegooid, dat naar het
midden van het (eerste handels)dok moet uitwijken.
Weer komt een Brits vissersschip de haven binnengevaren. Op het
staketsel staan echter Oostendenaars die het met stenen bekogelen zodat het
schip rechtsomkeer maakt.
Die middag komt ook het parket ter plaatse. Talrijke ondervraagden blijken inmiddels min of meer
beschonken te zijn. Er is ook een
huiszoeking in het bureau van Dossaer. Daar vindt men een revolver, zes losse
patronen en een boksbeugel.
Dossaer zal later vervolgd worden voor verboden wapendracht.
Die middag worden de burgemeester, de commandant van de Burgerwacht en
de plaatscommandant bij de koning (Leopold II bevond zich in zijn villa te
Oostende) uitgenodigd om de zaak te bespreken.
Dinsdag 23 augustus,18 uur — de vismijn wordt
gesloten, de burgerwacht naar huis gestuurd. Dossaer vraagt politiebescherming
om zich naar zijn woning in de Kaaistraat te begeven. Politie- en Rijkswachtpatrouilles moeten de rust in het
visserskwartier garanderen.
Dinsdag 23 augustus,’s avonds — de herbergen
van het visserskwartier zitten stampvol. Een groep vissers trekt, de Belgische
vlag voorop en De Vlaamse Leeuw zingend, de straat op, naar het
Wapenplein. Voor de Cercle Cecilia, het lokaal van de
liberalen werd geroepen: ‘Weg met de Steurs’
(liberale volksvertegenwoordiger) — Het Oostends gemeentebestuur bestond
volledig uit Liberalen.) Vervolgens trekt de groep naar de daar ook gelegen Cercle Catholique, waar ‘Leve Carbon’ (katholiek volksvertegenwoordiger)
geroepen wordt. Vermoed wordt dan ook dat de katholieken achter deze
manifestatie zitten.
Dinsdag 23 augustus, 22 uur — De schipper van
de Lamberton heeft intussen een telegram
van de reder ontvangen met het bevel terug naar Engeland te keren. Gewapend met een revolver (De schipper
had zich op aanraden van de Britse consul in Oostende bewapend) gaat de
schipper van de Lamberton aan wal om
proviand op te doen om de terugreis aan te vatten.
Woensdag 24 augustus, 1,30 uur — De Lamberton wordt klaargemaakt om te
vertrekken. Omdat het schip nagelaten
heeft loodsgeld te betalen, wordt het door de sluiswachter tegengehouden. Omdat dit de taak was van Dossaer,
agent van de Britse rederij, gaat de schipper, onder gewapende geleide, naar
diens huis. De zaak wordt
geregeld.
Woensdag 24 augustus, 6 uur — de Lamberton vaart de haven uit onder een
stenenregen die vanaf het staketsel naar het schip gegooid wordt. Op hetzelfde ogenblik vaart de O 143
van rederij Hamman de havengeul binnen.
Bij aankomst legt de schipper bij de Waterschout klacht neer omdat zijn
vaartuig vanaf de Lamberton met
stenen bekogeld zou zijn. Ook zou
hij door de schipper ervan met een revolver bedreigd zijn. Het gerucht doet de
ronde dat er zelfs geschoten zou zijn.
De gemoederen in de stad laaien weer danig op.
Om zes uur is ook de burgerwacht weer van de partij. Een groep controleert de vismijn, een
andere groep staat nabij de ‘débarcadère’
waar de passagiers van de lijn Oostende-Dover in- en ontschepen. Ook rijkswachters en politieagenten
staan in de buurt opgesteld. Bij
de hoek van de spoorwegbrug over de Brugse vaart liggen immers nog steeds twee
Britse sloepen (Violet en Express) afgemeerd.
Woensdag 24 augustus, 6,30 uur — Aan boord van
de Violet maakt men alles klaar om de
vis te lossen. Weer beginnen de schermutselingen. De woedende menigte
overweldigt de burgerwacht.
Terwijl de bevelhebber met de vissers probeert te onderhandelen, steken
anderen vanaf de Keizerskaai (nu Vindictivelaan) met roeibootjes het dok over
en ze bezetten de Violet en de Express. De landvasten worden losgegooid en de twee schepen drijven
(samen met de O 101 République die
daar ook ligt) naar het midden van het 1ste dok.
Hoofdcommissaris Tilkens sommeert de vissers twee keer (in het Frans!)
om de schepen te verlaten. Ze antwoorden dat ze dat enkel zullen doen wanneer
hun de verzekering gegeven wordt dat de schepen niet gelost worden: ‘Schiet als ge durft, we moeten toch kreperen
van de honger, met onze kinderen!’
Wie vervolgens het bevel tot schieten geeft is niet bekend. De commissaris verklaart achteraf dat het de commandant van de
burgerwacht is, bij de burgerwacht zegt men dan weer dat het de commissaris is.
Feit is dat er eerst in de lucht geschoten wordt. De vissers beantwoorden het
schot met het zingen van de Vlaamse Leeuw. Een tweede schot in de lucht is voor
hen aanleiding om de borst te ontbloten: ‘Schiet
maar als ge durft, zondagssoldaten!’
Het derde schot is rechtstreeks op de opstandelingen gericht. Aan boord
van de schepen vallen twee doden en drie gekwetsten. Op de kaai wordt ook een
arbeider geraakt die daar toevallig aanwezig is. Ook een barbier die staat toe
te kijken wordt getroffen. Hij krijgt een schot in de bil.
De rust is daarmee hersteld. De vaartuigen worden aan land vastgemaakt,
de gewonden worden naar het hospitaal afgevoerd, de doden naar het dodenhuisje.
Woensdag 24 augustus, 11 uur — de burgerwacht
wordt naar huis gestuurd en vervangen door in Oostende gelegerde soldaten, het
derde linieregiment. Rond 11 uur is
er een troepenmacht van 200 man ter plaatse, versterkt door twee eskadrons
Jagers te paard uit Brugge.
Een groep vissers en arbeiders trek betogend door de stad, op weg naar
de woning van Dossaer in de Kaaistraat.
Het huis wordt bewaakt door Rijkswacht en politie. Deze worden
achteruitgedrongen. Er sneuvelen ruiten.
Dossaer is evenwel niet thuis. Hij houdt zich schuil in een herberg.
Vrouw, kind en meid waren eerder al ondergedoken bij een vriend. Onder
politiebegeleiding wordt ook Dossaer zelf daarheen geleid.
Samenscholingen van meer dan vijf worden verboden en alle herbergen in
het visserskwartier moeten gesloten blijven. De vaartuigen in de haven hijsen
de vlag halfstok ten teken van rouw.
Woensdag 24 augustus, 15 uur — De Violet en de Express verlaten de haven niettegenstaande ze de toelating krijgen
om vooralsnog hun vis te lossen.
Negen mensen worden in de namiddag gevankelijk overgebracht naar
Brugge. In totaal worden zeventien mensen beschuldigd: zeven ervan zijn
vissers. Verder is er een vrouw bij, een vishandelaar en een aantal arbeiders.
Woensdag 24 augustus, ’s avonds: het leger
patrouilleert in de stad. De kalmte is weergekeerd.
Dossaer vlucht met zijn familie per huurkoets naar Nieuwpoort waar hij
veertien dagen zal blijven.
Vrijdag 26 augustus, 8 uur — Alle schepen in de haven hangen de
vlaggen halfstok ten teken van rouw. Aan het dodenhuis (hoek Leffingestraat en
de huidige Edith Cavellstraat) vertrekt de begrafenisstoet van de gedode vissers
Wauters en Verhulst. De kisten
worden gedragen door vissers en worden omringd door een erehaag van hun
collega’s. Via de Ooststraat en de Kerkstraat gaat het richting grote kerk. Vooraan wordt een Belgische vlag
gedragen. Deze wordt voorafgegaan door een meisje dat een bord draagt waarop
staat: ‘Gans Oostende betreurt uw
droevige dood.’
Onderweg in de Ooststraat vervoegen volksvertegenwoordiger de Steurs en
politiecommissaris Tilkens de stoet.
Er wordt gejouwd. De zuster van de dode Wauters haalt uit naar de
commissaris.
Vrijdag 26 augustus, na de dienst — De stoet
trekt door de stad naar de begraafplaats te Mariakerke. Deken Decannière voert
er het woord en maant aan tot kalmte. Een visser wijst er in zijn rede op dat
de twee gestorven zijn voor het belang van de vissers.
Bij het neerlaten van de kist stijgen er wraakkreten op uit de
massa. Aalmoezenier Paster Pype
maant in een rede aan tot waardigheid.
Vrijdag 26 augustus, na de begrafenis — De
vissers keren in stoet terug naar de stad. Het vaandel vindt een plek in een
herberg in de St.-Sebastiaanstraat. ’s Middags gooit een visser nog een emmer
zand naar een lid van de burgerwacht.
Een tiental aangehouden personen wordt naar Brugge overgebracht. De
vissers weigeren zee te kiezen vooraleer ze allen vrijgelaten worden.
Zaterdag 27 augustus — Alle gevangenen worden
vrijgelaten. Vier stoomschepen verlaten de haven. In Blankenberge verklaren de vissers zich solidair met hun
Oostendse collega’s.
Zondag 28 augustus — De ordetroepen blijven op
post. Veertig zeilsloepen trekken
ter visserij. De socialisten delen een pamflet uit: ‘Komt gij terug van zee en is de vangst goed dan is de winst groot voor
de eigenaar en den vischhandelaar, maar gij, visschers, zonder wie geen vischje
gevangen werd, gij hebt hoogstens 12 frank per acht dagen, waarmee gij uwe
vrouw en kinderen moet spijzen.’
Dinsdag 30 augustus — Een werkgroep ambtenaren
van diverse ministeries stelt vast dat de vissers klagen over de nadelen die
veroorzaakt worden door de aanvoer van Britse schepen.
Woensdag 31 augustus, 16 uur — De Britse R 455
Blue Bell, met thuishaven Ramsgate, loopt de Oostendse haven binnen. Het schip
legt aan, maar de landvasten worden door toegesnelde Oostendenaars weer
losgegooid. Er wordt nog een poging ondernomen om het schip te laten aanleggen,
maar ook die wordt belet. Uitgejouwd en met stenen bekogeld verlaat het schip
weer de haven.
Vrijdag 2 september — Een Britse visserssloep
loopt de haven van Oostende binnen. Weer wordt er gejouwd en gescholden, maar
het schip kan wel zijn vangst in de vismijn verkopen.
In het Oostendse casino wordt die dag een liefdadigheidsconcert
gehouden ten voordele van de slachtoffers: opbrengst is 1.800 frank.
[Volksvertegenwoordiger de Steurs opent een steunlijst die uiteindelijk 4.338
frank opbrengt. Ook in de kerken worden omhalingen georganiseerd en zelfs
vanuit Engeland komt steun in de vorm van zes balen wollen kledij die onder de
vissers uitgedeeld worden.]
Zondag 11 september — In de zaal El Dorado in
de Sint Fransiscusstraat wordt een meeting georganiseerd door de socialisten.
Ze roepen er op tot het vormen van weerstandskassen.
21-24 februari 1888 — De rechtbank te Brugge
veroordeelt 47 mensen voor de feiten in de vismijn, 10 voor de feiten aan boord
van de Britse vaartuigen, 16 voor beschadigingen in de stad en 10 voor smaad
aan de openbare macht. In totaal
werden 41 maanden gevangenis opgelegd en 3.331 frank boetes. Vishandelaar Dossaer
kreeg een boete van 200 frank voor verboden wapendracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten