maandag 6 april 2015

De feiten van de Oostendse vissersopstand van 1887


Maandag 22 augustus, ’s morgens — een Frans vissersvaartuig uit Boulogne, de B 2508 Indépendant wil zijn vangst te Oostende verkopen. Die verkoop zou gebeuren via bemiddeling van de plaatselijke agent Dossaer,  De vangst bestaat uit 130 vaten zoute vis. De extra aanvoer van dat schip laat de prijzen kelderen. Er worden die dag nog drie Oostendse sloepen met zoute vis in de vismijn verwacht.  Nog een ander Oostends vaartuig heeft op dat moment zijn waar al gelost. Wanneer de verkoop begint daalt de prijs van de zoute vis spectaculair tot een onaanvaardbare 10 frank per vat.
De vissers willen de verkoop beletten en dreigen ermee rel te schoppen. De sfeer wordt grimmig.  De Oostendse hoofdcommissaris Tilkens schorst de verkoop en laat de vismijn sluiten.
Maandag 22 augustus, ’s middags — twee Engelse smacks lopen de Oostendse haven binnen om er ’s anderendaags hun vangst te verkopen. Het betreft de zeilvissloepen Express uit Ramsgate en GY 9 Violet uit Grimsby.  Om 16 uur loopt ook het Britse stoomvissersvaartuig Lamberton, met thuishaven Berwick (bij Edingburg), de haven binnen.  Aan boord heeft het 600 bennen vis, waarvan een derde uit fijne soorten (tong en tarbot) bestaat. Ook deze verkoop zou via de Oostendse agent Dossaer gebeuren.
De grote aanvoer van fijne vis dreigt ook de prijs van deze soorten ineen te laten storten, temeer daar er nog andere Britse stoomsloepen in de haven verwacht worden.
Maandag 22 augustus, ’s avonds — De Oostendse vissers hebben na de sluiting van de vismijn in een herberg verzamelen geblazen. Ze besluiten tot actie over te gaan en ’s anderendaags te beletten dat er vis gelost wordt.
Dinsdag 23 augustus — in de vroege morgen wordt er aanstalten gemaakt om de vangst van de Lamberton te lossen. Tegelijk komt een groep Oostendse vissers opdagen die de werkzaamheden willen beletten. De politieagent van dienst verwittigt zijn commissaris (Malfaison) die zich naar de vismijn spoedt om te vissers tot kalmte aan te manen. Maar die krijgen hulp van toesnellende collega’s en de commissaris moet om versterking vragen.  Rond 8,30 uur zijn er al vijftien politieagenten ter plaatse, versterkt met drie gendarmen van de Oostendse Rijkswachtbrigade. Van François, de chef van die drie, is bekend dat hij geen woord Nederlands kent.  De brigadecommandant heeft inmiddels een bode naar Brugge, Blankenberge en Oudenburg gestuurd om daar om versterking te vragen.
Op politiebevel wordt het lossen van de Lamberton gestaakt, maar een eind verder is men wel bezig de lading van de Express aan de wal te zetten. De Oostendenaars werpen de manden weer op het schip.  De politiemacht verplaatst zich richting Express, laat de Lamberton onbewaakt achter, waarvan de actievoerders gebruik maken om dat schip te bestormen. De bemanning vlucht in het vooronder en de stuurman kwetst zich aan de arm.  De politie grijpt in en houdt een actievoerder aan. Hij wordt afgevoerd richting politiebureau. Daarmee is de kous niet af, want de vissers zetten een nieuwe aanval op de Britse schepen in. Er wordt nog iemand aangehouden, maar de twee worden door hun makkers weer bevrijd.
Intussen is er toch vis van de Lamberton gelost.  Onder bescherming van politie en Rijkswacht wordt een eerste kar naar de vismijn gebracht. De politiecommissaris vraagt de vismijndirecteur om de vis te verkopen.  Deze weigert.  De vissers dringen de vismijn binnen en moeten van de kar weggehouden worden met uithalen van bajonetten en sabels. Er komt intussen een tweede kar vis van de Lamberton de vismijn binnengereden. Er volgen schermutselingen, aanhoudingen en bevrijdingen. Vissers trekken, twee vlaggen voorop, betogend rond de vismijn.
Dinsdag 23 augustus 10 uur  Een derde kar vis wordt aangevoerd en voor het bureau van handelaar Dossaer geplaatst.  Hij provoceert de betogers: ‘Er is nu veel vreemde vis, er zal er nog meer komen. Zo zal ik jullie allemaal de keel afsnijden.’  De menigte ontsteekt in woede. De politie wordt met vismanden, stenen en zelfs kruiwagens bekogeld.  De politiemacht wordt overrompeld en moet zich in het straatje rond de vismijn terugtrekken. Dossaer van zijn kant vlucht naar de zolder van zijn pakhuis.
Niet alleen vissers zijn bij de actie betrokken, ook ‘peerders’ (onderhoudsmannen van de schepen) en andere arbeiders zijn van de partij. Bovendien bemoeien de vrouwen er zich mee. In de woelingen wordt een hoogzwangere vrouw opgemerkt die een voorschoot vol stenen aanvoert om er de politie mee te bekogelen (haar kind wordt een maand later, op 29 september, geboren.)
Aan de ingangspoort worden twee vissers door de dienders op een kruiwagen gedrongen. Een ervan grijpt in zijn val naar het geweer van Rijkswachtchef François. Deze voelt zich bedreigd, schiet eerst in de lucht en dan tweemaal in de menigte. Een visser bemachtigt het geweer en plooit de bajonet op zijn knie. Een andere rijkswachter krijgt een staaf tegen het hoofd en schiet daarop drie keer in het volk.
De gevolgen zijn ernaar. Een visser is ernstig gekwetst door een sabelslag op het hoofd.  Een andere visser is door een kogel in de borst getroffen. (Hij overlijdt op 31 augustus.) Een jonge, zeventienjarige visser krijgt een bajonetsteek in de buik.  De vissers voeren hun gewonden naar de omliggende herbergen om daar verzorgd te worden.  De gendarmen krijgen verwensingen naar het hoofd geslingerd: ‘Moordenaars, ge hebt uw eigen bloed vermoord.  Een visser bedreigt de politieagenten met een mes: ‘Wie dat gedaan heeft steek ik omver.’  Anderen roepen: ‘Als ik je in burger tegenkom vlieg je de bassin in!’  De Oostendenaars halen hun mooiste scheldwoorden uit de kast: ‘Wij zullen u wel vinden, gij zult een stamp onder uw kloten krijgen en kreveren van de honger.’ ‘Kom een keer hier en ik trek uw moestach uit uw smoel.’ Een vissersvrouw keert zich met haar rug naar de politie, trekt haar rok omhoog, toont haar bloot gat en roept: ‘Als ge wilt schieten, hier is uw cible, schiet maar in mijn ollegat.’
Dinsdag 23 augustus 10,45 uur — De chef van de Rijkswachtbrigade stuurt een telegram naar de Procureur des Konings die de Brugge resideert: ‘Une émeute vient d’ éclater au bassin et à la minque d’Ostende. La gendarmerie et la police sont sur les lieux.’ (‘Er is een rel losgebarsten in het dok en de mijn van Oostende. De Rijkswacht en de politie zijn ter plaatse.’)
Dinsdag 23 augustus 11,11 uur — Hoofdcommissaris Tilkens stuurt een telegram: ‘Atteinte grave à la liberté vente poisson et rébellion police. Ai convoqué gendarmerie et garde civique.’ (‘Ernstige schending van de vrijheid van verkoop van vis en rebellie tegen de politie. Ik heb de gendarmerie en de burgerwacht opgeroepen.’)
Dossaer dringt erop aan de door de Britten aangevoerd vis toch te verkopen, maar politiecommissaris Tilkens laat de vismijn ontruimen.
Dinsdag 23 augustus,13 uur — De burgerwacht verschijnt, opgeroepen door de Oostendse burgemeester Janssens.
Dinsdag 23 augustus,in de middag —Uit Brugge, Blankenberge en Oudenburg is een peloton van dertig rijkswachters toegekomen. 
De Lamberton is om veiligheidsredenen verlegd naar de St.-Ceciliabrug (thans Kapellebrug), nabij het politiebureau op de wijk Hazegras.  De burgerwacht bewaakt met 200 man het schip.  Iemand benadert de schipper en stelt arbeiders, manden en karren ter beschikking om het schip toch nog te lossen.  De massa laat het niet gebeuren, overrompelt de burgerwacht en er worden stenen en koolbriketten naar het schip gegooid, dat naar het midden van het (eerste handels)dok moet uitwijken.
Weer komt een Brits vissersschip de haven binnengevaren. Op het staketsel staan echter Oostendenaars die het met stenen bekogelen zodat het schip rechtsomkeer maakt.
Die middag komt ook het parket ter plaatse.  Talrijke ondervraagden blijken inmiddels min of meer beschonken te zijn.  Er is ook een huiszoeking in het bureau van Dossaer. Daar vindt men een revolver, zes losse patronen en een boksbeugel.  Dossaer zal later vervolgd worden voor verboden wapendracht.
Die middag worden de burgemeester, de commandant van de Burgerwacht en de plaatscommandant bij de koning (Leopold II bevond zich in zijn villa te Oostende) uitgenodigd om de zaak te bespreken.
Dinsdag 23 augustus,18 uur — de vismijn wordt gesloten, de burgerwacht naar huis gestuurd. Dossaer vraagt politiebescherming om zich naar zijn woning in de Kaaistraat te begeven.  Politie- en Rijkswachtpatrouilles moeten de rust in het visserskwartier garanderen.




Dinsdag 23 augustus,’s avonds — de herbergen van het visserskwartier zitten stampvol. Een groep vissers trekt, de Belgische vlag voorop en De Vlaamse Leeuw zingend, de straat op, naar het Wapenplein.  Voor de Cercle Cecilia, het lokaal van de liberalen werd geroepen: ‘Weg met de Steurs’ (liberale volksvertegenwoordiger) — Het Oostends gemeentebestuur bestond volledig uit Liberalen.) Vervolgens trekt de groep naar de daar ook gelegen Cercle Catholique, waar ‘Leve Carbon’ (katholiek volksvertegenwoordiger) geroepen wordt. Vermoed wordt dan ook dat de katholieken achter deze manifestatie zitten.
Dinsdag 23 augustus, 22 uur — De schipper van de Lamberton heeft intussen een telegram van de reder ontvangen met het bevel terug naar Engeland te keren.  Gewapend met een revolver (De schipper had zich op aanraden van de Britse consul in Oostende bewapend) gaat de schipper van de Lamberton aan wal om proviand op te doen om de terugreis aan te vatten.
Woensdag 24 augustus, 1,30 uur — De Lamberton wordt klaargemaakt om te vertrekken.  Omdat het schip nagelaten heeft loodsgeld te betalen, wordt het door de sluiswachter tegengehouden.  Omdat dit de taak was van Dossaer, agent van de Britse rederij, gaat de schipper, onder gewapende geleide, naar diens huis.  De zaak wordt geregeld.
Woensdag 24 augustus, 6 uur — de Lamberton vaart de haven uit onder een stenenregen die vanaf het staketsel naar het schip gegooid wordt.  Op hetzelfde ogenblik vaart de O 143 van rederij Hamman de havengeul binnen.  Bij aankomst legt de schipper bij de Waterschout klacht neer omdat zijn vaartuig vanaf de Lamberton met stenen bekogeld zou zijn.  Ook zou hij door de schipper ervan met een revolver bedreigd zijn. Het gerucht doet de ronde dat er zelfs geschoten zou zijn.  De gemoederen in de stad laaien weer danig op.
Om zes uur is ook de burgerwacht weer van de partij.  Een groep controleert de vismijn, een andere groep staat nabij de ‘débarcadère’ waar de passagiers van de lijn Oostende-Dover in- en ontschepen.  Ook rijkswachters en politieagenten staan in de buurt opgesteld.  Bij de hoek van de spoorwegbrug over de Brugse vaart liggen immers nog steeds twee Britse sloepen (Violet en Express) afgemeerd.
Woensdag 24 augustus, 6,30 uur — Aan boord van de Violet maakt men alles klaar om de vis te lossen. Weer beginnen de schermutselingen. De woedende menigte overweldigt de burgerwacht.  Terwijl de bevelhebber met de vissers probeert te onderhandelen, steken anderen vanaf de Keizerskaai (nu Vindictivelaan) met roeibootjes het dok over en ze bezetten de Violet en de Express.  De landvasten worden losgegooid en de twee schepen drijven (samen met de O 101 République die daar ook ligt) naar het midden van het 1ste dok.
Hoofdcommissaris Tilkens sommeert de vissers twee keer (in het Frans!) om de schepen te verlaten. Ze antwoorden dat ze dat enkel zullen doen wanneer hun de verzekering gegeven wordt dat de schepen niet gelost worden: ‘Schiet als ge durft, we moeten toch kreperen van de honger, met onze kinderen!’
Wie vervolgens het bevel tot schieten geeft is niet bekend.  De  commissaris verklaart achteraf dat het de commandant van de burgerwacht is, bij de burgerwacht zegt men dan weer dat het de commissaris is. Feit is dat er eerst in de lucht geschoten wordt. De vissers beantwoorden het schot met het zingen van de Vlaamse Leeuw. Een tweede schot in de lucht is voor hen aanleiding om de borst te ontbloten: ‘Schiet maar als ge durft, zondagssoldaten!’ 
Het derde schot is rechtstreeks op de opstandelingen gericht. Aan boord van de schepen vallen twee doden en drie gekwetsten. Op de kaai wordt ook een arbeider geraakt die daar toevallig aanwezig is. Ook een barbier die staat toe te kijken wordt getroffen. Hij krijgt een schot in de bil.
De rust is daarmee hersteld. De vaartuigen worden aan land vastgemaakt, de gewonden worden naar het hospitaal afgevoerd, de doden naar het dodenhuisje.
Woensdag 24 augustus, 11 uur — de burgerwacht wordt naar huis gestuurd en vervangen door in Oostende gelegerde soldaten, het derde linieregiment.  Rond 11 uur is er een troepenmacht van 200 man ter plaatse, versterkt door twee eskadrons Jagers te paard uit Brugge. 
Een groep vissers en arbeiders trek betogend door de stad, op weg naar de woning van Dossaer in de Kaaistraat.  Het huis wordt bewaakt door Rijkswacht en politie. Deze worden achteruitgedrongen. Er sneuvelen ruiten.
Dossaer is evenwel niet thuis. Hij houdt zich schuil in een herberg. Vrouw, kind en meid waren eerder al ondergedoken bij een vriend. Onder politiebegeleiding wordt ook Dossaer zelf daarheen geleid.
Samenscholingen van meer dan vijf worden verboden en alle herbergen in het visserskwartier moeten gesloten blijven. De vaartuigen in de haven hijsen de vlag halfstok ten teken van rouw.
Woensdag 24 augustus, 15 uur — De Violet en de Express verlaten de haven niettegenstaande ze de toelating krijgen om vooralsnog hun vis te lossen.
Negen mensen worden in de namiddag gevankelijk overgebracht naar Brugge. In totaal worden zeventien mensen beschuldigd: zeven ervan zijn vissers. Verder is er een vrouw bij, een vishandelaar en een aantal arbeiders.
Woensdag 24 augustus, ’s avonds: het leger patrouilleert in de stad. De kalmte is weergekeerd.
Dossaer vlucht met zijn familie per huurkoets naar Nieuwpoort waar hij veertien dagen zal blijven.
Vrijdag 26 augustus, 8 uur  — Alle schepen in de haven hangen de vlaggen halfstok ten teken van rouw. Aan het dodenhuis (hoek Leffingestraat en de huidige Edith Cavellstraat) vertrekt de begrafenisstoet van de gedode vissers Wauters en Verhulst.  De kisten worden gedragen door vissers en worden omringd door een erehaag van hun collega’s. Via de Ooststraat en de Kerkstraat gaat het richting grote kerk.  Vooraan wordt een Belgische vlag gedragen. Deze wordt voorafgegaan door een meisje dat een bord draagt waarop staat: ‘Gans Oostende betreurt uw droevige dood.’
Onderweg in de Ooststraat vervoegen volksvertegenwoordiger de Steurs en politiecommissaris Tilkens de stoet.  Er wordt gejouwd. De zuster van de dode Wauters haalt uit naar de commissaris.
Vrijdag 26 augustus, na de dienst — De stoet trekt door de stad naar de begraafplaats te Mariakerke. Deken Decannière voert er het woord en maant aan tot kalmte. Een visser wijst er in zijn rede op dat de twee gestorven zijn voor het belang van de vissers.
Bij het neerlaten van de kist stijgen er wraakkreten op uit de massa.  Aalmoezenier Paster Pype maant in een rede aan tot waardigheid.
Vrijdag 26 augustus, na de begrafenis — De vissers keren in stoet terug naar de stad. Het vaandel vindt een plek in een herberg in de St.-Sebastiaanstraat. ’s Middags gooit een visser nog een emmer zand naar een lid van de burgerwacht.
Een tiental aangehouden personen wordt naar Brugge overgebracht. De vissers weigeren zee te kiezen vooraleer ze allen vrijgelaten worden.
Zaterdag 27 augustus — Alle gevangenen worden vrijgelaten. Vier stoomschepen verlaten de haven.  In Blankenberge verklaren de vissers zich solidair met hun Oostendse collega’s.
Zondag 28 augustus — De ordetroepen blijven op post.  Veertig zeilsloepen trekken ter visserij. De socialisten delen een pamflet uit: ‘Komt gij terug van zee en is de vangst goed dan is de winst groot voor de eigenaar en den vischhandelaar, maar gij, visschers, zonder wie geen vischje gevangen werd, gij hebt hoogstens 12 frank per acht dagen, waarmee gij uwe vrouw en kinderen moet spijzen.’
Dinsdag 30 augustus — Een werkgroep ambtenaren van diverse ministeries stelt vast dat de vissers klagen over de nadelen die veroorzaakt worden door de aanvoer van Britse schepen.

Woensdag 31 augustus, 16 uur — De Britse R 455 Blue Bell, met thuishaven Ramsgate, loopt de Oostendse haven binnen. Het schip legt aan, maar de landvasten worden door toegesnelde Oostendenaars weer losgegooid. Er wordt nog een poging ondernomen om het schip te laten aanleggen, maar ook die wordt belet. Uitgejouwd en met stenen bekogeld verlaat het schip weer de haven.
Vrijdag 2 september — Een Britse visserssloep loopt de haven van Oostende binnen. Weer wordt er gejouwd en gescholden, maar het schip kan wel zijn vangst in de vismijn verkopen.
In het Oostendse casino wordt die dag een liefdadigheidsconcert gehouden ten voordele van de slachtoffers: opbrengst is 1.800 frank. [Volksvertegenwoordiger de Steurs opent een steunlijst die uiteindelijk 4.338 frank opbrengt. Ook in de kerken worden omhalingen georganiseerd en zelfs vanuit Engeland komt steun in de vorm van zes balen wollen kledij die onder de vissers uitgedeeld worden.]
Zondag 11 september — In de zaal El Dorado in de Sint Fransiscusstraat wordt een meeting georganiseerd door de socialisten. Ze roepen er op tot het vormen van weerstandskassen.

21-24 februari 1888 — De rechtbank te Brugge veroordeelt 47 mensen voor de feiten in de vismijn, 10 voor de feiten aan boord van de Britse vaartuigen, 16 voor beschadigingen in de stad en 10 voor smaad aan de openbare macht.  In totaal werden 41 maanden gevangenis opgelegd en 3.331 frank boetes. Vishandelaar Dossaer kreeg een boete van 200 frank voor verboden wapendracht.